maandag 8 november 2010

Wetten over liefdadigheid (tsedaka)

1. Het is een van de belangrijke mitswot van de Tora om liefdadigheid te geven, want
er staat: "U zult zeker uw hand voor hem (d.w.z. voor de arme) openen" (Debarim
25:36). Als men zich afwendt van de armen overtreedt men een verbod: "U zult niet uw
hart verharden of uw hand sluiten voor uw arme broeder" (Debarim 15:7). Bovendien
vertellen de rabbijnen ons dat wie geen liefdadigheid geeft beschouwd wordt alsof hij bloed heeftvergoten, want door hem niet te helpen kan hij de dood van een arm persoon hebben bespoedigd. Maar doorliefdadigheid te geven kan men gered worden van de dood en een onheilspellende verordening teniet doen. De profeet Jesjaja zegt: “Tsion zal verlost worden door rechtvaardigheid en door hen die naar haar erug-keren met recht-schapenheid”, d.wz. met liefdadigheid (Jesjaja 1:27).

2. Zelfs als iemand het zich alleen maar kan veroorloven om een klein bedrag te geven, maar hij geeft het met een goed hart, dan is dit net zo verdienstelijk als een grote donatie. De rabbijnen vertellen ons (Talmoed Menachot 110a) dat met betrekking tot een brandoffer de term “een vuur van zoete geur” wordt gebruikt (Wajikra 1:9), en dat dezelfde formulering wordt gebruikt voor het maaltijd-offer van
een arm persoon (Wajikra 2:2). Dit is om ons te leren dat het op hetzelfde neerkomt of iemand veel of weinig geeft,op voorwaarde dat men zijn hart naar de Eeuwige in de
hemel wendt.

3. Maimonides noemt acht niveaus wanneer het gaat om het geven van een iefdadigheidsdonatie. Het eerste niveau, dus het laagste niveau, is een donatie met tegenzin te schenken.

4. Het tweede niveau, dat tenminste beter is dan het eerste, is om minder te geven
dan de arme nodig heeft, maar dat bereidwillig en op een hoffelijke manier te doen.

5. Het derde niveau is om te geven wat de ander nodig heeft, maar dat pas te doen nadat de arme hierom zelf heeft gevraagd.

6. Het vierde niveau is om aan de armen te geven voordat zij er om vragen.

7. Het vijfde niveau is met gedeeltelijke anonimiteit, wanneer de arme de gever kent, maar de gever de ontvanger niet kent. In feite was dit de manier van onze geleerden, die een mand op hun rug plaatsten, zodat arme mensen ervan konden nemen zonder in verlegenheid gebracht te worden.

8. Het zesde niveau is als de gever weet aan wie hij heeft gegeven, maar de arme niet weet wie zijn weldoener is. Er wordt verteld dat sommige geleerden naar laatsen gingen waar zich armen bevonden om daar in het geheim hun liefdadige giften neer te leggen.

9. Het zevende niveau is als gever en ontvanger elkaar niet kennen, maar gebruik wordt gemaakt van een bemiddelaar.

10.Het achtste niveau, dat het hoogste niveau is, is om iemand die in financiële
problemen zit te helpen met een gift of een lening, of werk voor hem te zoeken zodat hij hierna financieel onafhankelijk zal zij. De moraal hiervan is dat voorkomen beter is dan genezen.

11.In het algemeen dient men te proberen om ieder jaar 10% van zijn salaris aan
liefdadigheid te schenken. In het eerste jaar moet hij 10% van zijn kapitaal geven en daarna 10% van zijn netto jaarlijkse winst. De voorbeeldigste manier is 20% van het kapitaal te geven en van de latere winst. Maar, als men zich het kan eroorloven, dient men in de behoeften van de arme te voorzien, zelfs als dit meer bedraagt dan 20% van zijn middelen.

12.De regel dat men niet meer moet geven dan 20% van zijn middelen is van toepassing tijdens het leven, maar wanneer de dood nadert mag men regelen dat grotere bedragen aan weldadigheid worden gegeven.

13.Volgens sommige geleerden mag men zijn charitatieve middelen (dus 10% van zijn inkomen) niet gebruiken om belasting te betalen. Maar ons eigen standpunt is dat in deze tijd het belastinggeld wordt gebruikt voor het welzijn van de bevolking in het
algemeen, bijvoorbeeld voor werkeloosheidsuitkeringen, defensie en scholen - allemaal een vorm van weldadigheid, en er is geen reden waarom men z’n charitatieve middelen niet zou gebruiken om inkomstenbelasting te betalen en dergelijke. Volgens deze analyse is het mogelijk dat de eerder-genoemde autoriteiten, die van mening waren dat geen belastingen betaald mogen worden van de charitatieve middelen, het er in de tegenwoordige tijd wel mee eens zouden zijn dat dit geld op die manier kan worden gebruikt. Zo is bijvoorbeeld de bekende rabbijn Chaim ibn Atar (18e eeuw) van mening dat men alle soorten belastingen mag betalen uit zijn charitatieve middelen.

14.Wanneer met z’n jaarlijkse winst berekent waarvan men 10% moet aftrekken voor weldadigheid kan men een toename als gevolg van inflatie negeren. Bijvoorbeeld, men heeft iets gekocht voor € 1000, en na een paar jaar is de waarde, alleen als het gevolg van inflatie, gestegen tot € 1200, wanneer men het wil verkopen. De €200 worden dat niet als winst beschouwd, aangezien het alleen maar het gevolg is van inflatie. Daarom hoeft men over deze toename geen weldadigheid te schenken.

15.In een oorlogssituatie, wanneer bezit wordt gestolen of in beslag wordt genomen door de strijdende partijen, is het uitgangspunt dat de eigenaar alle hoop heeft opgegeven om zijn bezit terug te krijgen. Als zijn bezit hem daarna, onverwacht, toch wordt teruggegeven, dan wordt dit beschouwd als nieuw, en daarom dient 10% van de waarde te worden geschonken voor weldadigheid.

16.Als men een betaling krijgt van een verzekering als compensatie voor opgelopen schade, bijvoorbeeld aan zijn huis of auto, dan hoeft men deze betaling niet mee te nemen in de berekening als onderhavig aan liefdadigheid, aangezien de polis al bestond en de betaling verwacht werd, en de eigenaar geen winst krijgt als gevolg van de compensatie.

17.Het is een mitswa om te geven aan alle goede doelen, zoals het onderhoud van een synagoge, of om wezen en zieken te helpen. Maar de mitswa om jesjiwot in stand te houden, waar Tora wordt geleerd, overtreft alle andere.

18.Het is een van de hoogste vormen van liefdadigheid om geld te doneren voor het vrijlaten van gevangenen. Dus als een dictatoriaal regime ten onrecht joden gevangen neemt, dan mag men zijn weldadige giften schenken voor de pogingen om hen vrij te krijgen.

19.De Talmoed legt uit dat men een verplichting heeft om te voorzien in het onderhoud van zijn kinderen tot de leeftijd van zes jaar. Na deze leeftijd wordt het onderhouden van zijn kinderen beschouwd als weldadigheid door de vader. Daarom is het in orde als een vader het geld dat hij opzij legt voor weldadigheid te gebruiken voor de betaling van het onderhoud van zijn kinderen die ouder zijn dan zes jaar.

20.Men mag zijn charitatieve middelen gebruiken voor het onderhoud van zijn ouders als deze behoeftig zijn.

21.Het schenken aan arme familieleden heeft voorrang boven het schenken aan anderen, zelfs boven het schenken aan de armen in Israël. De armen in iemands eigen stad gaan voor de armen die elders wonen, zelfs boven de armen in Israël. De armen in Israël hebben voorrang boven de armen in de diaspora, behalve voor iemands eigen familie of zijn medeburgers.

22.Het is verdienstelijk om geld te doneren voor liefdadigheid voordat iemand zijn
gebeden leest.

23.Men dient er alle moeite voor te doen om geen liefdadigheid te hoeven accepteren. In dit verband vertellen de Rabbijnen ons (Talmoed Sjabbat 118a): Ga liever met Sjabbat om alsof het een doordeweekse dag is (m.b.t. de sjabbat maaltijd), dan afhankelijk te zijn van je medemens.

24.Iemand die ziek of oud is en behoeftig, en die niet in leven kan blijven zonder
liefdadigheid te accepteren maar dit weigert, wordt beschouwd als een zondaar. Als dit weigerachtig gedrag leidt tot zijn dood, dan wordt hij gezien als iemand die verantwoordelijk is voor het vergieten van zijn eigen bloed. Maar iemand behoefte heeft aan liefdadigheid en hier van af ziet om niet een last te worden op kosten van de gemeenschap wordt beschouwd als prijzenswaardig. Over zo iemand staat in Jirmiejahoe 17:7: “Gezegend is de man die op God vertrouwt”.

Rabbijn P. Toledano

Populaire berichten

Jerusalem

Volgers