Als we spreken over Chanoeka is het altijd een beetje tweeslachtig. Het prachtige wonder van het kruikje olie met de zuivere vlammetjes die acht dagen bleven branden, staat op de voorgrond en de oorlogsoverwinning van een klein groepje gedreven soldaten, de Maccabeërs, dat de grote Griekse militaire overmacht wist te verslaan, is nauwelijks in beeld. Het gaat zelfs zover dat als er in de Talmoed wordt gevraagd wat de essentie is van Chanoeka, het hele oorlogsverhaal onvermeld blijft. Vreemd: want zonder die voorafgaande oorlog hadden de Joden nooit de Tempel binnen kunnen komen! De Menora zou nooit zijn aangestoken!
Als we ons in de inhoud verdiepen van het extra stukje liturgie, al-hanisim, dat we invoegen in vele van onze gebeden met Chanoeka, dan zien we daar precies het tegenovergestelde: geen woord over het wonder van het kruikje olie. Wel over de oorlogsvoering, de aanleiding tot de strijd en als laatste de vermelding dat op vele plaatsen in de nabijheid van de Tempel lichten werden ontstoken. Maar de Menora wordt in al-hanisim niet vermeld!
Waarom deze strikte scheiding tussen het wonder van het kruikje olie en het wonder van de oorlogsoverwinning?
Waar draaide eigenlijk de toenmalige oorlog om?
De Grieken streden een geestelijke oorlog met de Joden. Thorastudie was geoorloofd, maar G’d moest als het ware uit het Jodendom worden verwijderd. De Grieken lieten de Joden niet leven volgens Uw, G’ds, wetten. En Uw Thora, de Thora van de Eeuwige, werd verboden. Niet als studieobject, maar wel als het Woord van Hasjem.
En dan vindt er een strijd plaats en een miraculeuze overwinning: een G’ds wonder! Want de Joden waren zwakker en minder talrijk dan hun tegenstanders!
En daarna een geheel ander soort wonder: een wonder dat ogenschijnlijk niets te maken heeft met de overwinning. Een wonder dat ook eigenlijk overbodig was. Als dat wonder met het kruikje olie niet had plaatsgevonden, hadden we toch gewoon Chanoeka kunnen vieren en zelfs de Menora kunnen aansteken ter herinnering aan de wonderbaarlijke overwinning!
Het doel van de oorlog was om de dreiging van een Jodendom zonder Hasjem, af te wenden en de Griekse antireligieuze leefwijze te verslaan. De overwinning over dit Hellenistische onjoodse denken komt het best tot uitdrukking in een wonder dat geen gewoon wonder is. De overwinning van het kleine en ongetrainde Joodse leger over een Griekse overmacht, is een wonder dat zich afspeelt binnen het begrijpelijke. Er hoefden geen natuurwetten voor veranderd te worden Maar het wonder van het kruikje olie dat tegen de wetten der natuur in langer bleef branden dan natuurlijk mogelijk is, is een wonder van een ander kaliber: G’d was als het ware in dit wonder zichtbaar! Het was een wonder dat verre van gewoon was.
Waarom deze twee wonderen zo strikt gescheiden? In de Talmoed, als we naar de essentie van Chanoeka vragen, alleen het kruikje olie? En in al-hanisim, geen woord over de Menora?
Helaas wordt het joodse volk weer volop belaagd. Antisemitisme is niet alleen meer van de geschiedenisboekjes en de oorlogsverhalen zoals we van onze ouders en grootouders hebben vernomen.
Hoe ga ik om met opkomend antisemitisme? Vertrouw ik op de Eeuwige, hoop op een bovennatuurlijk wonder en onderneem ik verder niets?
Of denk ik dat de oplossing alleen bereikt kan worden via de dialoog, protestacties, de politiek en de diplomatie?
Houd de twee benaderingen gescheiden, leert ons Chanoeka! Vermeng het kruikje olie, het bovennatuurlijke wonder, niet met het wonder van de overwinning, een wonder binnen het kader van de natuur.
Iedere aanval, dus ook het opkomend antisemitisme, moeten we bestrijden door Hasjem te smeken om ons te helpen. Het bestaan van het Joodse Volk en van Israël druist in tegen de wetten der historie. Logischerwijs bestaan we al lang niet meer, en toch zijn we er!
Zo benaderen we onze situatie. De logica schakelen we even uit, want wij zijn niet logisch. Deze strijd voeren we in sjoel en via onze gebeden, het versterken van onze identiteit en het doen van mitswot, zoals het geven van extra tsedaka.
Maar tegelijkertijd denken we na en strijden waar nodig. We treffen maatregelen. We zoeken de dialoog op en hopen dat binnen de gangbare en natuurlijke wegen G’d ons zal helpen. Als iemand ziek is, moet hij naar de dokter gaan en mag hij de ambulance op weg naar het ziekenhuis niet laten stoppen om gebeden uit te spreken.
Dat is de les van Chanoeka:
Steeds moeten we op twee fronten in het leven staan: met beide benen op de grond en geen halve millimeter hoger, en tegelijk met onze blik omhoog, zonder naar beneden te kijken, gelijk het vlammetje van de Menora dat zich probeert los te rukken van het lontje en omhoog wil.
Bron: NIK